donderdag 9 januari 2014 / VPRO-gids /

Tijdschrift / Interview met Pieter van der Wielen

‘Goede radio opent nieuwe werelden'

Wat je hebt gegeten, gedronken, gezien en geneukt kan niemand je afnemen, terwijl je pensioen – ach, kleine kans dat je dáár ooit nog iets van terugziet.’ Nadat presentator Pieter van der Wielen (39) dit terloops had opgemerkt in het televisieprogramma Goudzoekers werd hij bestookt met haatmails. ‘Ik raakte een gevoelige snaar, ze vonden me een arrogant kereltje dat met de dag leeft.’We zitten in café Van Engelen, zijn stamkroeg in Leiden. Als hij een slok neemt van zijn espresso komt het getatoeëerde vogeltje op zijn pols onder zijn mouw vandaan: een detail van een lithografie van Chagall. Ondanks de reacties zou hij de opmerking de volgende keer gewoon weer maken. ‘Omdat ik echt zelf zo leef, maar ook omdat ik graag prikkel en provoceer.’

 

Dat hij kritiek goed verdragen kan, zou nog wel eens van pas kunnen komen deze maanden. Nooit meer slapen, het nieuwe cultuurprogramma van de VPRO op Radio 1 dat hij elke werkdag tussen twaalf en twee uur ’s nachts gaat presenteren, moet zich nog waarmaken. ‘Aan de ene kant is er de zenderbaas die onderwerpen al gauw elitair vindt, en aan de andere kant zijn veel mensen bij de VPRO bang voor populisme.’ Het moet een programma worden voor de ingevoerde fans van De avonden, het verdwenen cultuurprogramma op Radio 6, maar tegelijkertijd de luisteraar bekoren die toevallig de radio aanzet. ‘Ik kijk ernaar uit om de VPRO -dogma’s een beetje te doorbreken met gasten die in VPRO-ogen misschien te volks zijn, zoals voetballers en dj’s.’

 

In de eerste redactievergaderingen is uitgebreid gediscussieerd over de vraag wat wel en niet in het programma past. Moet een boek bijvoorbeeld goed zijn om de schrijver uit te nodigen? ‘Wat mij betreft kan alles, dus de ene keer Kluun en de andere keer een experimentele dichter, als het maar een goed gesprek oplevert.’

 

Nachtwerk

 

Een goed gesprek heb je al gauw met Pieter van der Wielen. Vraag je hem of hij opziet tegen het werken in de nacht, dan volgt een filosofische beschouwing: ‘De nacht heeft moreel gezien de connotatie met gokken, drinken en inbreken, terwijl de ochtend staat voor yoga, gebed en knäckebröd-vaders. Als Merel Westrik en Lara Rense om vier uur opstaan voor hun ochtendprogramma dan zegt iedereen: oh wat goed, handen uit de mouwen. De ochtend is mooi van kleur; de nacht is donker en heeft verderf in zich.’

 

Toch, of misschien juist daarom, vindt hij de nacht bij uitstek geschikt voor een cultuurprogramma. ‘Door die intieme sfeer is er meer mogelijk. Je doet je jasje uit, het mag wat losser, persoonlijker en filosofischer. Met wat meer afstand tot het gehijg van de dag.’
Dus ook al verklaart iedereen hem voor gek en sluiten zijn vrienden weddenschappen af over hoelang hij het zal volhouden, zelf heeft hij veel zin in het dagelijkse nachtwerk. ‘Ik vind het prettig om een beetje omgekeerd en tegendraads te leven.’

 

Van zijn eerste en meteen laatste negen-tot-vijfbaan werd hij diep ongelukkig. ‘De gedachte aan altijd de boodschappen op zaterdag moeten doen en het café op vrijdagavond bezorgde mij een gevoel van gevangenschap. Ik wil niet in een mal gegoten worden van het grote standaardplan.’ Ook de gedachte aan een geordend gezinsleven beangstigt hem. ‘Ik hecht aan mijn vrijheid. Al besef ik ook heus wel dat vrijheid uiteindelijk maar een illusie is.’

 

Tongzoenen

 

Toen hij hoorde dat er een cultuurprogramma in de nacht zou komen leek hem dat zo ontzettend gaaf dat hij meteen een sms stuurde naar VPRO-radiobaas Gerard Walhof. Er volgde een afspraak met eindredacteur Lotje IJzermans waaruit bleek dat ze eenzelfde soort programma voor ogen hadden: minder naar binnen gekeerd en voor de eigen club, maar opener en verleidelijker.

 

Zware onderwerpen lichter maken is hem niet vreemd, als presentator van populairwetenschappelijke programma’s als Hoe? Zo!, Labyrint en Noorderlicht. Dat laatste programma maakte hem tot een veelbesproken BN’er nadat RTL’s Boulevard een filmpje toonde waarop hij tongzoenend te zien was met zijn co-presentator Georgina Verbaan. Zijn reactie op alle commotie was typerend: nonchalant vroeg hij zich af wat er zo bijzonder is aan twee collega’s die elkaar zoenen in een café op een zaterdagavond.

 

Ervaren

 

Tussen wetenschap en cultuur ziet hij overeenkomsten. ‘Het zijn allebei onderwerpen waar snobisme om heen hangt.’ Toen hij jaren geleden bij Hoe? Zo! begon, werkten daar nog strenge mannen met baarden die het een belediging voor de luisteraar vonden als je aan een gast vroeg om een neutrino uit te leggen. ‘Ik vond dat onzin en vroeg het toch, ook omdat ik zelf niet eens wist wat een neutrino was.’

 

Tegelijkertijd hoef je volgens hem niet alles van kunst en wetenschap te begrijpen om geprikkeld te worden. ‘Afgelopen week was ik in Parijs naar een prachtige expositie van Poliakoff. Ik had daar ook een audiotour kunnen doen die uitlegt dat de schilder zich met zijn kunst verzet tegen de structuralisten en dat je de eerste elementen van het postrealistische al ziet terugkomen, maar dat heb je helemaal niet nodig om zijn kunst te erváren.’ Hoe je die ervaring vervolgens kunt overbrengen op de radio? ‘Door iemand wiens hart overstroomt van passie voor Poliakoff mooie verhalen te laten vertellen.’

 

‘Goede radio opent nieuwe werelden.’ Laatst hoorde hij een boswachter op de radio zo gepassioneerd vertellen dat hij meteen de volgende ochtend naar een bos toe wilde. ‘Ik ben een stadsmens en kom nooit in de natuur, maar als iemand er zo verliefd over vertelt neem je andermans kijk op de wereld een beetje over.’

 

Worstelingen

 

Zulke mensen wil hij ook over cultuur horen en daarom zijn gasten alleen welkom als zij echt als mens komen en niet als woordvoerder van het een of ander. ‘Als interviewer wil ik er ook niet als een functionaris zitten die droog de tijd voorleest. Ik geloof dat het een beter gesprek wordt als ik mijn eigen interesses, fascinaties en worstelingen blootgeef.’

 

Een voorbeeld van zo’n worsteling is dat hij dan wel dj’s, voetballers en volkszangers wil uitnodigen, maar niet enkel als excuus om de luistercijfers op te hogen. Neem de dj: ‘Als ik eerlijk ben snap ik niets van zo’n jongen die in een sportwagen naar een of ander grote veehal rijdt, zijn usb-stick in een computer steekt en dat er dan er tienduizend mensen met een pil in hun mik staan te juichen.’

 

Hij moet zich dan over een vooroordeel heen zetten en zoeken naar een aspect dat hij er wel interessant aan vindt. ‘Hoe ziet zo’n dj zijn eigen rol bijvoorbeeld, en hoe bespeelt hij de menigte, dat vind ik dan wel weer fascinerend.’

 

En zo zijn het steeds de filosofische onderwerpen die hem voortdrijven. ‘In wetenschapsprogramma’s kon ik praten over wezenlijke dingen: de oorsprong van het universum, de vraag wat leven is en hoe je dat eigenlijk doet.’ Met Nooit meer slapen hoopt hij op een soortgelijke bevrediging. ‘Het gaat mij niet echt om die dichtbundel, of de vraag of iemand wel of niet postmodern is, het is voor mij gewoon een excuus voor een goed gesprek.’